We wilden voor de ergste hitte door Death Valley gereden zijn en hadden daarom de wekker op 6.00 uur gezet,maar we zijn al om half 6
opgestaan omdat we toch wakker waren.
Na het ontbijt hebben we de auto ingepakt en zo reden we om 6.30
weg uit Olancha richting Death Valley en toen was het 14 graden.
In Olancha is de afslag naar de weg die door Death Valley gaat en zo reden we na twee minuten al in een hele verlaten wereld.
Veel caches zouden we onderweg niet zoeken, maar we wilden er toch wel eentje doen.
Vanaf de plek waar we de cache vonden maakte ik deze foto.
Dit was de allereerste Joshua Tree die ik zag.
Hier reden we dan het National Park Death Valley binnen.
Na een stuk rechte weg moesten we een pas over en klommen we
weer aardig omhoog.
Hier en daar waren uitkijkplaatsen en daar zijn we steeds
gestopt om foto’s te maken.
Het was uitgestorven en droog, maar ik vond het toch wel heel bijzonder en op een bepaalde manier ook mooi.
Toen we de eerste pass over waren reden we beneden
op de bodem en daar was het al heel vroeg erg heet.
In het midden van de Valley, op het heetste punt ligt Stove Pipes Wells, daar zijn we even gestopt.
We kochten er een sleutelhanger gekocht voor Julian en Paul draaide een penny.
Hierna gingen we weer snel verder voordat de auto veel te
warm werd in de zon.
Ik maakte steeds foto's van de temperatuur, 34 graden was het hoogste, wat fijn was, want nu kon de airco aanblijven.
Als het veel warmer wordt moet je de airco uitdoen om oververhitting tegen te gaan, maar daar moet je toch niet aan denken als het 50 graden is.
We kwamen langs zandduinen, waar we ook foto’s gemaakt
hebben.
Gelukkig waaide het een beetje en dat scheelde ook weer voor
de warmte.
Een stuk verderop reden we opeens op zee niveau
We moesten nog een pass over om de valley weer uit te komen
en daarna zijn we afgeslagen naar Beatty, zodat we de kortste weg door de
valley hadden i.p.v. een langere.
Een stukje voor Beaty reden we Nevada binnen.